In een dorp woonden eens vijf vrienden. De eerste heette Thengu en was kort en stevig gebouwd. Hij was de sterkste van de vijf en daarom ook hun leider. De tweede heette Chetu . Hij was altijd op zijn hoede en als hij gevaar zag, waarschuwde hij de anderen altijd. De derde heette Lambu en was de langste van allemaal. Daarna kwam Sambhalu. Sambhalu was altijd erg zuinig op zijn spullen en bewaarde ook altijd de spullen van de rest. Als laatste was Chhotu en hij was de kleinste van allemaal.
Op een dag verlieten de vijf vrienden Thengu, Chetu, Lambu, Sambhalu en Chhotu hun dorp om hun geluk te beproeven. Zij trokken wekenlang over vele bergen, heuvels, dalen, bossen en woestijnen. Toen kwamen ze aan in de hoofdstad van een koninkrijk, waar de mensen erg ongelukkig waren. De koning van dit land behandelde het volk niet goed. De vijf vrienden hadden medelijden met de mensen en besloten de koning te verdrijven.
Chetu ging naar het paleis en waarschuwde de koning dat hij zichzelf moest veranderen en goed met het volk om moest gaan, anders zou het slecht met hem aflopen. Toen de koning dit hoorde, werd hij woedend en verzamelde hij zijn leger om oorlog te voeren tegen de vijf vrienden. De vijf vrienden waren erg dapper en hadden onderling eenheid. Lambu wist de koning gevangen te nemen, waardoor de soldaten bang werden en vluchtten. Zo hadden de vijf vrienden de oorlog gewonnen. De bewoners van het koninkrijk wilden toen dat deze vijf vrienden over het koninkrijk zouden regeren. De vijf vrienden begonnen toen na te denken wie de koning zou worden.
Eerst zeiden de vrienden dat Thengu koning moest worden, omdat hij de sterkste en hun leider was. Maar Thengu weigerde en wilde dat Chetu koning werd, want hij had de koning gewaarschuwd. Ook Chetu wilde geen koning worden en wees Lambu aan. Hij had immers de koning gevangen genomen. Lambu weigerde ook en wilde dat Sambhalu koning werd. Een koning moest goed letten op de schatkist en hij vond dat Sambhalu dit als beste kon. Op zijn beurt zei Sambhalu dat het goed zou zijn als Chhotu koning werd, want hij was de kleinste. De rest zou makkelijk aan de kost kunnen komen, maar voor Chhotu zou dat moeilijker zijn.
Zo was het dat ieder van de vijf vrienden uit vriendschap en om het beste voor de andere vrienden te wensen, de anderen aanwees om koning te worden. Uiteindelijk besloten ze om alle vijf gezamenlijk het koninkrijk te regeren. Met eenheid en samenwerking kun je alles bereiken. Zodra er eenheid heerst binnen een groep, dan wil een ieder het beste voor elkaar en wordt er gedacht in het belang van de gehele groep. Omdat een groep zo hecht is, zal niemand je dan iets kunnen aandoen en je zult altijd problemen oplossen, aangezien dat gezamenlijk gebeurt.