Er was eens een leeuw die woonde in een erg diepe en donkere grot. Een muis had in de grot een gat gemaakt en leefde daar ook. De muis at het overgebleven vlees van het prooi die de leeuw meebracht, als de leeuw in het woud was. De muis was al erg dik geworden van al het eten. Op een warme zomermiddag, toen de leeuw aan het slapen was, had de muis honger. Hij ging uit z’n hol en at z’n buikje rond. Omdat hij zolang bij de leeuw woonde, was hij niet meer bang voor de leeuw. De muis klom op het lichaam van de leeuw. Hij vond het zachte en gladde lichaam van de leeuw erg leuk. Hij begon over het hele lichaam van de leeuw te rennen, vanaf zijn poten tot zijn bek.
De leeuw voelde iets kriebelen op zijn lichaam en werd wakker. Hij tilde zijn voorpoot op, greep de muis en brulde boos: “Waarom ren jij over mijn lichaam!?” De muis werd bang. Bevend piepte hij tegen de leeuw: “Raja! Ik heb echt een grote fout gemaakt! Maar u bent vol begrip; als u mij vergeeft en laat leven, zal ik u ooit een keer helpen.” De leeuw begon hard te lachen. Hij liet de muis gaan en zei vol hoogmoed: “ Hoe ga jij mij ooit kunnen helpen? De koning van het bos heeft geen hulp nodig van zo een kleine muis. Maar goed, ik vergeef het jou toch. Je bent vrij.”
Enkele dagen later kwam er een jager in het woud. Hij zette een net in het bos. Toen de leeuw ging jagen, raakte hij daarin verstrikt. Hij begon te draaien en te brullen. De leeuw was erg sterk, maar het maakte niet uit. Hoe hard hij ook met z’n poten sloeg, hij kon het net niet kapot maken en zichzelf bevrijden. Het net was ook gemaakt om een leeuw te vangen en daarvoor gebruik je natuurlijk geen zwak net. Door al dat slaan met z’n poten en draaien, ging het net steeds strakker om hem heen zitten. De klauwen en de bek van de leeuw begonnen te bloeden. De leeuw ging door met het trekken aan het net. Zo kwam het net als maar strakker te zitten. Tenslotte kwam het net zo strak te zitten, dat de leeuw zich niet meer kon bewegen.
De koning van het woud lag daar in het net. Nooit was hij bang voor iemand, nooit was hij door iemand gevangen geweest. De leeuw vond het heel erg vernederend om vast te zitten in het net. Maar wat kon hij nu doen? De leeuw brulde hard en werd uiteindelijk toch een beetje bang, want de jager zou komen en hem doden. Hoe vaker hij daar aan dacht, hoe banger de leeuw werd. De muis hoorde het gebrul van de leeuw. Hij rende naar de leeuw en zei: “Koning, Wees stil! Door uw gebrul zal de jager terugkomen. Ik ben niet sterk, maar ik kan het net kapot bijten.”
De leeuw werd stil. Het was een sterke net. De tanden van de muis begonnen te bloeden, maar toch had hij het net kapot gebeten. Voor de leeuw wat kon zeggen, zei de muis: “Gaat u snel weg! Ik ben al blij genoeg dat ik de koning van het woud heb mogen dienen.” De leeuw zei alleen: “Degene die helpt, zal zelf ook geholpen worden.” Het is belangrijk om anderen te helpen, want als jij ooit hulp nodig hebt, zullen de mensen die jij hebt geholpen, jouw ook helpen. Verder moet je proberen iedereen te vriend te houden en niemand te onderschatten, want iedereen, hoe klein iemand ook mag zijn, heeft wel iets goeds in zich.