वसुधैव कुटुम्बकम्
vasudhaiva kuṭumbakam
~ maha upaniṣad 6.71 ~
~ Anuvād – Vertaling ~
De wereld is in werkelijkheid één familie
vasudhā = wereld
eva = in werkelijkheid
kuṭumbakam = familie
~ Arth – Betekenis ~
Deze subhāṣit (= goede raad) bevat één van de grondbeginselen van dharma. Om dit beginsel te begrijpen is het van belang om het fundamentele, dharmische concept van de ātmā (= ziel) te begrijpen. Volgens de darśan (= zienswijze / filosofie) van dharma komt de gehele openbaring voort uit paramātmā (= Universele Ziel). Deze paramātmā kan worden gezien als een oerenergie die alomtegenwoordig is en de basis vormt voor alles dat bestaat. Deze energie is één en ondeelbaar en kan een grote verscheidenheid van vormen aannemen. Alles dat is, is een deel van deze oerenergie. Dit deel wordt ātmā genoemd. Het is belangrijk om op te merken dat het woord ‘deel’ niet betekent dat de ātmā een apart, losstaand stuk van paramātmā is. Net zoals een druppel een onafgescheiden deel van de oceaan is, zo is de ātmā een onafgescheiden deel van paramātmā.
Een kernbegrip in deze subhāṣit is het woord ‘familie’. In de ruime zin bevat dit woord iedereen met wie we ons verwant voelen, iedereen die we als onze ‘eigen’ zien. Dit kunnen we vanaf verschillende niveaus bekijken. Op het niveau van śarīr (= lichaam) is onze familie iedereen met wie we bloedverwantschap hebben. Gaan we over tot het niveau van de man (= gevoelens) en aham (= ego), dan wordt onze familie iedereen met wie we ons verbonden voelen en aan wie we ons binden. Zo kan het zijn dat we iemand als bhāī (= broer) of bahan (= zus) zien die niet dezelfde ouders heeft als wijzelf. Op het niveau van de buddhi (= intellect) is onze familie iedereen van wie we kunnen beredeneren dat er een bepaalde mate van verbondenheid is. Hierdoor kan onze familie heel snel groeien, aangezien we direct en indirect verbonden zijn aan een groot deel van de samāj (= samenleving). De handelingen van mensen die ogenschijnlijk ver van ons afstaan, hebben invloed op ons.
Op het niveau van de ātmā zijn wij één met alles en iedereen en is alles en iedereen één met ons. Op dit niveau zijn we dus allemaal één familie. Het woord ‘eva’ geeft aan dat dit volgens dharma de objectieve werkelijkheid is. De overige niveaus zijn niveaus waar sprake is van een subjectieve werkelijkheid. De waarheid die we ervaren en denken te zien is onze eigen, beperkte waarheid. Op het niveaus van de ātmā zien we wat de hogere, universele waarheid is; eenheid van de gehele wereld. Deze subhāṣit stimuleert ons om ons bewustzijn te verheffen tot hogere niveaus, waardoor we in staat zijn om te geven om een steeds groter deel van de wereld en ons daadwerkelijk dienstbaar te maken voor het welzijn van iedereen. Door de huidige grenzen en beperkingen in onze zienswijze, denkwijze en werkwijze te overstijgen, voorkomen we segregatie in welke vorm dan ook en creëren we de mogelijkheid om meer te betekenen voor meer mensen.