Lang geleden leefde Raja Satyadharmi. Hij was een goede koning en hij regeerde goed over zijn koninkrijk. Hij was erg vriendelijk en rechtvaardig. Als mensen ruzie hadden, gingen ze naar Raja Satyadharmi, die altijd problemen rechtvaardig oploste. Hij zei aan alle mensen om in hun leven goede dingen te blijven doen. Raja Satyadharmi leefde volgens de regel ‘dharmo rakshati rakshitah’, wat betekent dat degene die goede dingen oftewel Dharma blijft doen en Dharma beschermt, zal beschermd worden door Dharma.
Raja Satyadharmi zorgde goed voor zijn volk. Iedereen had eten en onderdak. Iedereen was zeer gelukkig en sprak dan ook vol lof over hun goede koning. Vlak bij het paleis was er een groot bos waar Raja Satyadharmi vaak ging wandelen. Satyadharmi genoot van de natuur en wandelde altijd met veel plezier. Op een dag raakte hij zo verloren in de schoonheid van de verscheidene bloem- en diersoorten, dat hij de tijd vergat. Hij begon honger en dorst te krijgen. Na een tijdje kwam hij bij een Ashram. Daar zag hij bomen vol lekkere Aam. Alleen al bij het ruiken van de zoete geur van de aan, begon hij te watertanden.
Onder één van de bomen zat een Rishi te mediteren in Padmaasan. Raja Satyadharmi wachtte geduldig tot de Rishi klaar was met mediteren en zijn ogen opende. Na lang gewacht te hebben, opende de Rishi eindelijk zijn ogen. Toen vroeg Raja Satyadharmi aan de Rishi: “O Rishi, mag ik van de verrukkelijke aam van de bomen uit uw Ashram eten? Ik ben al lang aan het wandelen in het bos en heb erge honger en dorst.” De Rishi lachte naar raja Satyadharmi en zei: “De vruchten zijn voor een ieder; eet zoveel u wilt.”
De koning genoot van de lekkere aam. Zulke zoete en sappige aam waren er zelfs niet in de speciale tuinen van het paleis. “O Rishi, hoe komt het dat deze aam zo lekker is?”, vroeg Raja Satyadharmi nieuwsgierig. Niet wetende dat het Raja Satyadharmi is, antwoordde de Rishi: “Onze Raja is zo goed en rechtvaardig dat alle vruchten in het hele land zoet zijn geworden. Het komt door zijn goedheid dat zelfs zure vruchten, zoals de citroen, zo zoet smaken als honing.” De koning was erg blij toen hij dit hoorde. Hij groette de Rishi en eindigde het gesprek met zijn welbekende woorden ‘dharmo rakshati rakshitah’ en keerde terug naar het paleis.
Eenmaal aangekomen in het paleis, dacht Raja Satyadharmi na over zijn ontmoeting met de Rishi en realiseerde hij zich dat hij een hele goede koning was. Hij was zo goed, dat zelfs de vruchten in het land zoeter smaakten dan ooit tevoren. Hij begon hoogmoedig te worden en schonk geen aandacht aan het koninkrijk en het volk zoals hij dat vroeger deed. Hij at, dronk en sliep alleen maar en beleefde plezier in het niets doen en luieren. De mensen in het land begonnen steeds meer ruzie te maken en te vechten, aangezien de Raja geen rechtvaardige oplossingen meer gaf voor de problemen. De oogst ging achteruit, het volk werd hongerig en was erg ontevreden over Raja Satyadharmi.
Op een dag had raja Satyadharmi zin om weer de heerlijke aam van de aashram van de rishi te eten. Hij vertrok naar het bos en toen hij de Rishi zag, vroeg hij of hij weer de vruchten mocht eten. De Rishi stemde natuurlijk toe. De aam smaakte dit keer echter zo zuur, dat het gezicht van Satyadharmi vertrok bij het proeven ervan. “O Rishi, hoe komt het dat de Aam zo zuur zijn geworden ?” vroeg Raja Satyadharmi. “Onze koning denkt alleen maar aan zichzelf tegenwoordig. Hij bekommert zich niet meer om anderen. De mensen hebben het niet goed, maar de koning maakt zich daar geen zorgen om. Daarom zijn zelfs de vruchten in het gehele koninkrijk zuur geworden”, zei de Rishi.
Raja Satyadharmi was geschokt toen hij de woorden van de rishi hoorde en werd ontzettend verdrietig. Hij realiseerde zich wat hij verkeerd had gedaan en zei: “Ik ben de raja die verantwoordelijk is voor de slechte toestand van het koninkrijk. Van een goede Raja werd ik een slechte Raja, omdat ik hoogmoedig geworden was. O Rishi, geef mij uw zegen zodat ik weer een goede Raja zal worden en nooit meer in deze slechte gewoonte zal vervallen zolang ik leef.” Raja Satyadharmi groette de Rishi wederom met ‘dharmo rakshati rakshitah’ en vertrok.
Raja Satyadharmi veranderde en zorgde weer goed voor de mensen. Alles werd langzamerhand weer goed. De mensen maakten minder ruzie, de oogst werd beter, iedereen was gelukkig en de vruchten van het gehele koninkrijk werden met de dag zoeter. Het volk sprak weer vol lof over hun Raja Satyadharmi, die rechtsprak en iedereen uitlegde over ‘dharmo rakshati rakshitah’. Je moet proberen goed te doen voor anderen, maar niet hoogmoedig worden wanneer je geprezen wordt. Hoogmoed is het begin van de ondergang en laat je niet verstandig meer nadenken.