Meerabai werd in 1504 geboren in Rajasthan. Ze werd opgevoed door haar grootvader Rao Jodha, de stichter en koning van de stad Jodhpur. Zoals het gebruikelijk was bij koninklijke families, leerde zij niet alleen over de Dharmagranth, maar ook over muziek, boogschieten, schermen en paardrijden. Ze was zelfs getraind om in tijden van oorlog, wapens te hanteren. Echter, Meerabai groeide ook op in een tijd van totale Bhakti (= toewijding) aan Shri Krishna. Toen ze vier jaar oud was, zag ze dat er een huwelijk gaande was in de buurt van haar huis. Meerabai zag de goedgeklede bruidegom en vroeg onschuldig aan haar moeder: ‘Lieve mama, wie zal mijn bruidegom zijn?’ Meerabai’s moeder glimlachte en zei: ‘Mijn lieve Meera, de prachtige Shri Krishna zal jouw bruidegom zijn.’
Toen Meerabai opgroeide raakte ze er steeds meer van overtuigd dat Shri Krishna met haar zou trouwen. Ze was zacht van karakter en zong met een prachtige melodieuze stem. Ze stond bekend als een van de meest bijzondere schoonheden van haar tijd en was dus erg beroemd onder de verschillende koningen. Rana Sangram Singh, de machtige koning van Mewar, benaderde haar grootvader voor de hand van Meerabai in het huwelijk van zijn zoon Rana Bhojraj Singh. Haar grootvader Rao Jodha ging hiermee akkoord. Meerabai kon er echter niet aan denken om met een ‘gewoon’ menselijk wezen te trouwen, terwijl haar hart was vervuld van Shri Krishna. Uiteindelijk stemde ze toch in, omdat ze niet tegen haar geliefde grootvaders woord wilde ingaan.
Als echtgenote was Meerabai erg plichtsgetrouw. Bovendien ging ze elke dag, nadat ze haar huishoudelijke taken had uitgevoerd, naar de Mandir van Shri Krishna om voor Hem te zingen en te dansen. Bhojraj’s moeder en andere dames in het paleis waren erg jaloers op Meerabai en roddelden veel over haar. Op een dag kwam de zus van Bhojraj naar hem toe en vertelde dat Meerabai een geheime geliefde had, die ze elke avond ging opzoeken. Hij werd woedend en ’s avonds volgde hij Meerabai stiekem toen ze uit huis ging. Na een tijdje stormde hij door de deur van de Mandir die Meerabai was binnengegaan en schreeuwde hij: ‘MEERA, LAAT ME JE GELIEFDE ZIEN, DIE JE ELKE NACHT GAAT ONTMOETEN, NU!’ Meera antwoordde heel kalm: ‘Daar zit Hij, mijn heer, Shri Krishna, Hij heeft mijn hart gestolen.’ Vervolgens raakte ze in een trance.
De dames bleven allerlei geruchten verspreiden, dat Meera bijvoorbeeld erg veel omging met Sadhu’s, in plaats van met de koninklijke familie. Desalniettemin liet Meerabai zich hierdoor niet beïnvloeden en ging zij onverstoord verder met Sadhu’s uitnodigen om haar te vergezellen tijdens haar Kirtan-sessies in de Mandir van Shri Krishna. Telkens wanneer Meera gevraagd werd met wie ze getrouwd was, antwoordde ze dat het Shri Krishna was met wie ze getrouwd was. Bhojraj was erg verdrietig en zijn hart was gebroken, maar toch bleef hij een goede echtgenoot voor Meera.
Intussen gingen Rana’s familieleden nog steeds door met het zwart maken en pesten van Meera. Op een dag stuurden ze een mand met een cobra naar Meera, met het bericht dat er een krans van bloemen in zat. Nadat Meerabai, na eerst gemediteerd te hebben, de mand opende, vond ze een mooie Murti van Shri Krishna erin. Een andere keer werd haar een beker met gif gestuurd, deze keer met de boodschap dat het nectar was. Meera offerde de beker aan haar Heer Krishna en dronk het daarna als Zijn Prasaad. Voor haar was de beker met gif veranderd in nectar. Zo ook toen ze stiekem haar bed hadden verwisseld met een spijkerbed, veranderde het spijkerbed in een bed van rozenblaadjes zodra ze erop ging liggen.
Het keerpunt in het leven van Meerabai deed zich voor toen de Mughal keizer Akbar samen met zijn hofmuzikant een bezoek bracht aan de Mandir van Shri Krishna om de devotionele en insprirerende liederen van Meera te horen. Zodra zij de tempel binnen waren, luisterden zij vol ontroering naar de liederen van Meera die rechtstreeks uit haar hart kwamen. Voordat ze weer vertrokken, raakte Akbar de heilige voeten van Meera aan en plaatste hij een halsketting van onschatbare edelstenen voor de Moorti van Shri Krishna. Echter, bereikte het nieuws dat Akbar de heilige mandir in vermomming had bezocht, de voeten van Meerabai had aangeraakt en haar zelfs een ketting had gegeven, Rana Bhojraj op de een of andere manier. Rana werd woedend. Hij schreeuwde tegen Meerabai, ‘Ga en verdrink jezelf in de rivier en laat nooit meer je gezicht hier zien! Je hebt mijn familie grote schande gebracht!’
Meerabai gehoorzaamde aan de woorden van de koning, ze ging naar de rivier om zichzelf te verdrinken. De namen van Shri Krishna waren constant op haar lippen: Govind, Giridhari, Gopal Zingend en dansend liep ze naar de rivier. Op het moment dat ze wou springen en haar voeten al loskwamen van de grond, greep een hand haar van achter en omhelsde haar. Ze draaide zich om en zag achter zich haar geliefde Shri Krishna. Meerabai was zo verbijsterd dat ze flauw viel. Toen ze na een paar minuten haar ogen weer opende, glimlachte Shri Krishna en fluisterde Hij zachtjes: ‘Lieve Meera, je leven met je sterfelijke familie is nu voorbij. Je bent vrij om helemaal je vrolijke zelf te zijn. Jij bent en zal voor altijd de Mijne zijn.’ Daarna vertrok Meera naar Vrindavan om daar haar Bhakti voor Shri Krishna voort te zetten.
Op een dag kwam een berouwvolle Rana Bhojraj naar Vrindavan om Meera te zien en haar te smeken hem te vergeven voor al zijn fouten en wrede daden. Hij smeekte Meera terug te keren naar het koninkrijk en haar rol als koningin weer terug te nemen. Echter, Meera zei dat alleen Krishna haar koning is en haar leven Hem toebehoort. Rana begreep voor het eerst hoe verheven de geest van Meerabai was. Hij groette haar met eerbied en keerde, als een veranderde ziel, terug naar huis.
Op de dag van Krishna Janmastami was er veel blijdschap bij de tempel van Shri Krishna. Het licht van de lampen, het geluid van de vele Bhajans en alle energie van de toegewijden, vulden de lucht. Met tamboerijnen in de hand en gesloten ogen, zong Meera haar devotionele liederen, terwijl ze haar lachende Gopal voor haar zag. Ze stond op en danste terwijl ze het lied ‘Mere Janam Maran ke Sathee’ zong. Rana Kumbha was ook aanwezig bij de festiviteiten en besloot nog een keer te proberen Meerabai over te halen terug te keren naar zijn Koninkrijk. Meera zei: ‘Ranaji, dit is misschien mijn lichaam en ik weet dat je een grote toegewijde bent, maar mijn geest, emoties en ziel zijn al van Heer Krishna.’ Kumbha was ontroerd en hij begon met haar mee te zingen.
Op een gegeven moment stond Meera abrupt op en danste naar de Murtie van Shri Krishna. Plotseling struikelde ze en viel ze voor de voeten van de Murti van Shri Krishna. Meera keek omhoog en zei: ‘O Heer, roept U mij, ik kom eraan.’ Op dat moment was er een bliksemslag en sloten de deuren van de gebedsruimte zich, waardoor Meera werd afgesloten van de rest van de mensen. Toen de deuren weer werden geopend, lag alleen nog de Sari van Meerabai voor de Murti van Shri Krishna en waren alleen nog het geluid van haar stem en de fluit van Shri Krishna te horen.
Zo veel prinsessen en prinsen zijn gekomen en gegaan. Zo veel koningen en koninginnen zijn verschenen op het podium van deze wereld en verdwenen. Hoe komt het dat de koningin van Mewar alleen nog herinnerd wordt? Komt dit door haar schoonheid? Of doordat ze erg mooi kon zingen? Nee, het komt door haar onvoorwaardelijke liefde voor Shri Krishna, haar grenzeloze toewijding en door haar vergaande zelfrealisatie. Meera wijdde haar hele leven aan Krishna, tijdens het eten, drinken, slapen, elk moment van de dag, dacht ze aan Hem. Ze bad en zong uit het diepste van haar hart. Meerabai was de belangrijkste belichaming van Prem (= liefde voor bhagwaan) en Bhakti die ooit op aarde heeft rondgelopen.